banner

NL EN  

Leibniz cilinder

Rond 1850 startte Thomas de Colmar (dat is overigens zijn achternaam, zijn voornamen zijn Charles Xavier) min of meer ernstig de serieproductie van rekenmachines in zijn atelier in Parijs.

Hij had het een beetje op zijn krachten genomen dat op de Exposition Nationale de 1849 zowel als op de Great Exhibition in het Crystal Palace in Londen in 1851 zijn machine slechts als tweede was erkend, terwijl de machines van Maurel & Jayet en Staffel vóór hem werden gerangschikt. Hij was wellicht overtuigd dat hij, met zijn patent uit 1820, de eerste en enige “vader van de rekenmachine” was, en als directeur van een verzekeringsmaatschappij, waardoor hij dus een erg goed inzicht had over hoe rekenmachines in die sector konden helpen, begon hij een intensieve reclamecampagne waarbij hij tal van machines cadeau deed aan staatshoofden en andere dignitarissen, om op die manier erkenning te krijgen.

Voor de wereldtentoonstelling van 1855 werd bovendien een gigantische rekenmachine gebouwd ter grootte van een buffetpiano, zodat de gouden medaille hem zeker niet meer zou ontsnappen… Jammer genoeg ging hier de gouden medaille naar de differentiemachine van Scheutz (zie 17e-19e eeuw).

Het atelier van Thomas de Colmar produceerde ondertussen als enige fabrikant ongeveer 800 arithmometers, tot de dood van Thomas in 1870. Het bleek echter dat, terwijl de machines van Staffel en Maurel & Jayet commercieel een stille dood stierven, voor de arithmometer van Thomas een grote toekomst was weggelegd. Tot 1878 had de firma van Thomas de Colmar de facto het monopolie op de fabricage van rekenmachines, tot in het Zwarte Woud Arthur Burkhardt startte met het bouwen van kopieën en de machines begon te verbeteren. En imitatie is natuurlijk de hoogste vorm van vleierij...

Voor ongeveer 40 jaar was de Leibniz cilinder almachtig op rekenmachinevlak, precies in de periode dat meer en meer bedrijven en instituten van het nut van een rekenmachine overtuigd raakten. Na de opkomst van de penwielmachine was het zaak de capaciteiten van de machines met gestapte cilinders te verbeteren, zodat ze dingen konden doen die met een penwielmachine niet mogelijk waren.

Arithmomètre Thomas de Colmar

s/n 1873, Parijs, Frankrijk, ca. 1881

Dit is een voorbeeld van het in 1865 geperfectioneerde model van de rekenmachine met Leibniz cilinders die vanaf 1820 ontwikkeld werd door Charles X. Thomas de Colmar, en wereldwijd de eerste commercieel succesvolle rekenmachine werd, die later dan ook veelvuldig werd gekopieerd.

placeholder

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Model van een Leibniz cilinder uit een MADAS machine

(ca. 1950).

Het verschuiven (en dus instellen) van het (groene) tandwiel langs de (rode) cilinder zorgt ervoor dat er bij een volledige rotatie van de Leibniz cilinder tussen de 0 en de 9 tanden van het kleine tandwiel worden meegenomen.

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Portret van Charles Xavier Thomas de Colmar

Stichter van de verzekeringsmaatschappij “Compagnie du Soleil”, directeur général 1829-1870. Gesigneerd “d’après G. Lepautre, Ph. Gautier”. Het origineel bevindt zich in het Château Maisons-Lafitte.

placeholder

Machine van Leibniz

Leibniz ontwikkelde zijn meer gesofisticeerde rekenmachine (1694) voor de vier hoofdbewerkingen over een periode van 40 jaar. Commercieel werd de machine nooit, maar de machine uit 1694 is wel bewaard en bevindt zich in de Gottfried Wilhelm Leibniz bibliotheek in Hannover. Ze werd daar op een zolder teruggevonden in de late 19e eeuw, en gerestaureerd door een Duitse rekenmachine-pionier, Arthur Burkhardt.

In de tentoonstelling bevindt zich een niet-functionele replica (gebouwd door Robert Guatelli) uit de collectie van het Arithmeum in Bonn.

De machine functioneert niet volledig intuïtief (alle overdrachten van tientallen gebeuren op hetzelfde moment, en als er dus meerdere overdrachten na elkaar moeten gebeuren in opeenvolgende decades, zijn er nog verschillende cycli van de machine nodig om die alle te laten doorgaan – de machine geeft gelukkig wel een indicatie wanneer dat het geval is), maar in principe werkte ze wel, en het was mogelijk er volledig mechanisch en foutloos mee te rekenen voor alle vier hoofdbewerkingen.

placeholder

Collectie: Arithmeum

Rekenmachine TIM-Unitas II

TIM, Berlijn, Duitsland, ca. 1909

Verbeterde Leibniz cilinder machine met instelcontrole en een dubbele, onafhankelijk verschuifbare wagen die als extra geheugen- of totaalregister kan dienen, en een vereenvoudigde nulstelling via schuifhendels in plaats van draaiknoppen.

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Gedeeltelijk gemonteerd chassis van een Rheinmetall Ie rekenmachine

Sommerda, Duitsland, ca. 1935
De Leibniz cilinders zijn goed zichtbaar. In deze machine bedient elke Leibniz cilinder twéé kolommen getallen, een opmerkelijke vereenvoudiging die de productie goedkoper maakte (en die uiteraard gepatenteerd werd).

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Métal IeS

Franse export van het merk Rheinmetall,

Sommerda, Duitsland, ca. 1935

Machine ontstaan door “huisvlijt” in een Franse koolmijn. De grote wagen met extra geheugenregister en itemteller werd normaal gezien alleen geleverd op elektrische machines, maar blijkbaar is hij door een lokale ingenieur overgebouwd op een manuele machine toen de elektrische motor de geest had gegeven. Vergelijk met het naakte chassis. De machine heeft een toetsenbord met automatische nulstelling voor het ingeven van gegevens, in plaats van de lastige schuifinstelling, waardoor ook optellen op deze machine praktisch en snel wordt.

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Curta type I

s/n 31110, Vaduz, Liechtenstein, ca. 1955

Ontwikkeld door de Oostenrijkse rekenmachineproducent Curt Herzstark, gedurende zijn detentie in het concentratiekamp Buchenwald. Hij mocht de machine in het kamp uittekenen om ze “na de overwinning aan de Führer te schenken”. De machine werd tussen 1949 en 1970 geproduceerd in Liechtenstein door de firma Contina. Deze machine heeft slechts één centrale Leibnizcilinder voor alle kolommen, maar dat gaat wel ten koste van de makkelijke afleesbaarheid van het resultaat. Dit was de eerste “vestzakrekenmachine”.

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Brunsviga 10

s/n 170403, Braunschweig, Duitsland, 1937

Hoewel de firma Grimme, Natalis & Co. de pionier was in West-Europa van de penwielmachine, ontwikkelde ze in 1932 ook een miniatuurmachine gebaseerd op (een speciale vorm van) de Leibniz cilinders. De machine is véél lichter dan de rest van de machines in het Brunsviga gamma, beschikt over een automatische reset van de instelhendels, en loopt bijzonder licht, maar ze heeft wel een lagere capaciteit dan de penwielmachines.

placeholder

Collectie: C. Vande Velde

Er zijn door de Expertisecel technologisch, wetenschappelijk en industrieel erfgoed (ETWIE) van een aantal verzamelaars in Vlaanderen ook korte introductiefilmpjes gemaakt over belangrijke stukken in hun verzameling - Cris Vande Velde legt uit over de Sörensen Arithmometer, een Zweedse kopie van de arithmometer van Thomas de Colmar

Alle rechten: ETWIE